Meting bijdragen gesubsidieerde instellingen aan effectuering welzijnsbeleid
Een gemeentebestuur werd herhaaldelijk geconfronteerd met verzoeken van diverse welzijnsinstellingen om verhogingen van de subsidiebudgetten. Daarbij maakte subsidiëring reeds een substantieel deel uit van de welzijnsbegroting van de betreffende gemeente. Tegelijkertijd speelde de vraag in hoeverre de gesubsidieerde instellingen daadwerkelijk bijdragen leverden aan het effectueren van de gestelde gemeentelijke welzijnsdoelstellingen.
Dit vraagpunt was aanleiding tot de behoefte aan een effectmeting van de beleidsuitvoering door de betreffende welzijnsinstellingen. Het ging hierbij met name om organisaties gericht op ouderenwerk, sociaal cultureel werk, vluchtelingenhulp, bibliotheekvoorziening, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.
Als kader voor de beoordeling van de bijdragen aan maatschappelijke effecten door de instellingen fungeerden in principe het vastgestelde welzijnsbeleid en de beoogde doelen van de gemeente. Echter, dit bleek voor een gericht onderzoek te abstract geformuleerd. In overleg met gemeentelijke vertegenwoordigers is een vertaling in prestatie-indicatoren gemaakt. Ook zijn de doelstellingen die de instellingen zelf voor ogen houden bij het onderzoek betrokken.
Een onderzoeksconclusie was dat alle instellingen in bepaalde mate een bijdrage hadden geleverd aan de effectuering van het gemeentelijk welzijnsbeleid. Tegelijkertijd werd evenwel ook duidelijk dat een hogere doeltreffendheid op onderdelen zeker haalbaar was. Een advies was te komen tot vormen van samenwerking tussen de instellingen. Ook was de aansluiting tussen beleidsontwikkeling vanuit de gemeente en de beleidsuitvoering vanuit de instellingen voor verbetering vatbaar. Bovendien bleek het raadzaam het gemeentelijk welzijnsbeleid meer concreet en inhoudelijk vorm te geven in termen van thema’s, doelgroepen, effecten en dergelijke. Daarnaast kon de gemeente meer sturing aan de doeltreffendheid geven door een prikkel in de subsidiegrondslag op te nemen. In plaats van exploitatiebudgettering biedt een outputbudgettering hiervoor meer soelaas.